bereiding

1. 1

   Breek de gist in 200 ml lauw water. Los ‘m er in op. Doe de bloem in een kom en maak er een kuiltje in. Schenk daarin de gistoplossing. Voeg een snuifje zout toe en begin het deeg 6 tot 8 minuten te kneden. Zorg ervoor dat het deeg te vochtig is en dat het elastisch wordt.

2. 2

   Bestrijk het deeg met de olijfolie. Leg er een handdoek over en laat 30 minuten rijzen.

3. 3

   Rol nadien het deeg uit tot een worst en snij in kleine stukken. Maak er deegballetjes van.

4. 4

   Leg ze voldoende ver uit elkaar op een bakplaat en laat ze voor een tweede keer 30 minuten rijzen met een handdoek erover.

5. 5

   Verwarm de slagroom in een grote pot. Laat heel even koken. Haal van het vuur en voeg er al roerend de chocolade, in kleine stukken, aan toe.

6. 6

   Giet in een bokaal en laat afkoelen. Sluit met een deksel. (je kunt ‘m zo 1,5 maand bewaren).

7. 7

   Verwarm het wafelijzer en strijk het in met buikvet. Rol de gerezen deegballetjes door de bloem. Rol ze met de deegrol uit tot 1 mm dikte.

8. 8

   Leg een lapje deeg in het wafelijzer en schep er twee kleine lepeltjes chocoladepasta bovenop. Leg er een tweede lapje deeg bovenop en sluit het wafelijzer. Bak ze en laat nadien afkoelen op een rooster.