bereiding

1. 1

   Verwarm de oven voor op 180°C. Maak het deeg. Zeef de bloem en maak in het midden een kuiltje. Doe er de eidooier in en leg er de stukjes boter omheen. Snij de boter met twee messen door het bloemmengsel of gebruik de K-haak van de keukenmachine.

2. 2

   Hou je handen onder de koude kraan, droog ze en kneed met koele handen verder tot een stevig deeg. Voeg beetje bij beetje ijswater toe tot je het deeg goed kunt kneden zonder dat het plakkerig wordt. Vorm een bol van het deeg en verpak die in vershoudfolie. Laat het deeg 1 uur opstijven in de koelkast.

3. 3

   Vet 6 kleine tartelettevormpjes in met boter en bestuif ze met bloem. Schud het teveel eruit. Rol het deeg uit en steek er 12 deeglapjes uit die even groot zijn als de vormpjes. Leg de lapjes in de vormpjes en bekleed ook de zijkanten met deeg. Prik het deeg een paar keer in met een vork. Leg vellen bakpapier op de deegbodems en doe daar bakknikkers op. Bak het deeg 10 à 12 minuten ‘blind’ in de oven.

4. 4

   Verwijder de bakknikkers en het bakpapier en laat de deegbodems even drogen aan de lucht. Hou de oven op temperatuur.

5. 5

   Maak de vulling. Breng de melk en de room in een pannetje aan de kook. Hak de chocolade in stukjes. Neem het roommengsel van het vuur en smelt er de chocolade in. Roer tot een gladde chocoladesaus. Klop er één voor één de eieren door. Giet wat van de chocoladevulling op de taartbodempjes en bak de taartjes nog 15 à 20 minuten in de oven tot de vulling net stevig is.

6. 6

   Laat de taartjes 20 minuten rusten op een rooster voor je ze uit de vorm haalt. Versier ze naar wens met granaatappelpitjes, slagroom en fruit, paaseitjes, chocoladekrullen…