bereiding

1. 1

   Doe de bloem in een ruime kom. Giet er beetje bij beetje het water bij en kneed tot een soepel deeg dat niet meer aan de handen plakt. Maak er een bal van, wikkel die in aluminiumfolie en laat een uur rusten.

2. 2

   Rol het deeg tot een worst en verdeel die in 12 gelijke stukken. Druk elk stukje deeg plat op een met bloem bestoven werkvlak. De deegrondjes moeten een diameter van ongeveer 15 cm hebben.

3. 3

   Bak de rondjes in een hete pan in geklaarde boter, tot er bruine vlekjes verschijnen. Draai om en bak ook de andere kant.