Gebakken appels met kaneel
bereiding
-
1
Meng de suiker met de boter in een pan en zet op een laag vuur. Laat zachtjes karamelliseren en blus met room. Roer de karamel los en laat verder sudderen tot een dikke stroop. Laat afkoelen.
-
2
Verwarm de oven voor op 220°C. Meng de rozijnen onder de rum. Spoel de citroen in heet water, dep droog en rasp de schil. Pers ook het sap uit de citroen. Zet de citroenrasp en het sap apart.
-
3
Spoel de appels. Schil één appel, snij ‘m in vier en rasp in grove stukken. Meng met een beetje citroensap, kaneelpoeder, de rum-rozijnenmengeling en de helft van de karamel.
-
4
Schil de andere appels met een dunschiller, maar laat het steeltje er telkens aan. Besprenkel ze volledig met citroensap. Snij het bovenste deel van elke appel eraf alsof het een dekseltje is. Verwijder het klokhuis met een appelboor. Vul elke appel met het karamelmengsel en zet hun dekseltje er opnieuw op.
-
5
Leg de appels in een beboterde pan en bak ongeveer 25 minuten aan op een zacht vuur. Lepel de rest van de karamel over de appels en zet 5 minuten in de oven tot de karamel een mooi bruin korstje gekregen heeft. Serveer best warm, eventueel met een bolletje vanille-ijs erbij.