bereiding

1. 1

   Maak de appelmoes. Schil de appelen en haal het klokhuis eruit. Snij ze in stukken van 2 à 3 cm. Smelt de boter in een kookpot. Laat de boter zeker niet bruin worden, want dat geeft gekaramelliseerde appelen en een bruine appelmoes. Door de appelen eerst wat aan te stoven blijft de smaak er goed in. Voeg de suiker en 50 ml water toe en bestrooi eventueel met de kaneel.

2. 2

   Zet een deksel op de pot en laat 10 à 15 minuten zeer zacht sudderen. Door het deksel blijft het water in de pot en stomen de appelen verder in het gesuikerde water. Werk op een zacht vuurtje om te vermijden dat de appelmoes verbrandt. Plet de appelmoes.

3. 3

   Bak de pensen. Smelt de boter in een antiaanbakpan, want de velletjes van de pensen zijn zeer fragiel en kunnen direct aan de bodem blijven plakken. Pensen bevatten veel vet en daarom hoef je niet te veel boter te gebruiken. Alle overtollig vet zal immers aanbranden.

4. 4

   Leg de pensen in de pan zodra de boter lichtbruin is. Leg de pan vol pensen, zodat de boter op de lege plaatsen niet kan verbranden. Zet je vuur niet te hard, zodat de boter lichtjes blijft spetteren. Zo verkrijg je langzaam een korstje en gaan de pensen minder snel openbarsten.

5. 5

   Bak de pensen 3 à 4 minuten aan elke kant. Haal de pensen meteen uit de pan. Zolang ze in de pan liggen, blijft de warmte opgesloten in het worstje. Het teveel aan warmte wil weg, waardoor het velletje kapot zal springen.

6. 6

   Snij de pensen in plakjes en serveer met de appelmoes. Werk af met het fijngesnipperde lente-uitje.