bereiding

1. 1

   Zeef de bloem met de kristalsuiker, de poedersuiker en het zout in een grote kom en meng.

2. 2

   Doe er de malse boter in blokjes bij, samen met het ei en het vanille-extract. Meng in de keukenrobot met de platte menghaak of kneed met de hand tot je een mooie bol deeg hebt.

3. 3

   Leg een groot stuk vershoudfolie op het werkvlak en rol – met behulp van 2 plankjes of latjes die je boven- en onderaan het deeg legt – de helft van het deeg uit tot een mooie lap van 5 millimeter dik. Verpak het deeg in de vershoudfolie en laat het minstens 1 uur opstijven in de koelkast. Herhaal met de andere helft van het deeg.

4. 4

   Verwarm de oven voor op 180°C (hetelucht). Haal de gekoelde lappen deeg uit de koelkast en steek er spiegeleivormpjes uit. Kneed de resten samen, rol opnieuw uit en herhaal tot je al het deeg hebt opgebruikt.

5. 5

   eg de koekjes op een met bakpapier beklede bakplaat. Bak ze 10 minuten in de oven op 180°C, verlaag dan de temperatuur naar 150°C en bak ze in nog eens 10 minuten goudbruin. Laat ze afkoelen op een rooster.

6. 6

   Meng voor het glazuur de poedersuiker met enkele druppels citroensap. Doe er niet te veel ineens bij: te vast glazuur kun je nog aanlengen, maar als het te vloeibaar is, loopt het van je koekjes af. Verdeel in 2 porties en voeg voor de dooiers aan 1 portie een paar druppels gele kleurstof toe. Roer tot dikke papjes.

7. 7

   Doe de beide glazuren meteen in spuitzakjes, zodat ze niet kunnen uit-drogen. Zet er een heel fijn spuitmondje op of knip een fijn topje (1 à 2 mm) van wegwerpspuitzakjes af.

8. 8

   Spuit op de afgekoelde koekjes eerst het ‘eiwit’ met het witte glazuur (laat in het midden plaats voor de dooier) en laat ze uitharden: een paar uur op kamertemperatuur of sneller in een oven van 40°C. Werk de koekjes af met een gele dooier in het midden en laat opnieuw uitharden.