bereiding

1. 1

   Verwarm de oven voor op 220° C. Maak de biscuit. Klop de eiwitten tot pieken. Klop er lepel per lepel 160 g suiker door, tot het eiwit glanst. Klop de dooiers met 2 el suiker wit-schuimig en meng door het opgeklopte eiwit. Spatel de gezeefde bloem door het beslag.

   Spuit op een bakplaat met bakpapier een deegbodem van 20 cm diameter en spuit langs de buitenrand ’lange vingers’ van 10 cm vlak naast elkaar, tot een biscuitrand van 10 cm hoog. Werk zo al het deeg op. Bestrooi het met poedersuiker en laat 10 minuten rusten. Bestrooi weer met poedersuiker en bak 10 minuten in de voorverwarmde oven. Laat afkoelen.

2. 2

   Breng 800 ml melk aan de kook met de rijst, de citroenschil, de kaneel en 2 el suiker en laat zachtjes pruttelen tot de rijst goed gaar is. Verwijder het kaneelstokje.

3. 3

   Klop de eidooiers met de resterende 4 el suiker los. Week de gelatine 10 minuten in water en verwarm dan lichtjes, tot de gelatine gesmolten is. Breng de room aan de kook en giet ’m al kloppend op de eieren. Roer er de opgeloste gelatine door. Roer door de rijst en meng goed. Laat afkoelen op ijswater, maar niet volledig opstijven.

4. 4

   Leg de deegbodem in een ring, zet de boord van biscuitrepen eromheen. Vul met de rijstvulling en laat opstijven.

5. 5

   Verhit een pan met antiaanbaklaag en doe er de gepofte rijst in. Doe wat bloemsuiker in een zeefje en zeef boven de pan, terwijl je die voortdurend in beweging houdt. Laat de rijst karamelliseren en afkoelen. Werk de taart net voor het serveren af met de gekaramelliseerde gepofte rijst.