Zo rooster je elke groente in de oven
Supersimpel, superlekker
Kip en gebraad roosteren in de oven, ja, maar heb je dat al eens met je groenten gedaan? Supersimpel en zó lekker. In dit artikel vertellen we je hoe je zowat elke groente kunt roosteren.
Welke groenten kun je roosteren?
Daarover kunnen we kort zijn: je kunt bijna elke groente roosteren. Vooral wortelgroenten (aardappel, knolselder, bietjes, wortelen, pastinaak…) doen het goed als geroosterde groente, maar ook pompoen, spruitjes, tomaten, bloemkool, aubergine… kun je roosteren. Witloof en boontjes zijn dan weer minder geschikt.
Hoe ga je te werk?
Haal je bakplaat uit de oven: hierop ga je de groenten roosteren. Verwarm de oven voor op 200 à 225°C. Bereid de groenten voor: spoel ze, dep droog, snij ze eventueel in stukken… Daarna meng je ze met olie (olijfolie is geschikt, maar ook andere plantaardige olieën zoals avocado-olie, kokosolie…) en een flinke snuif zout en wat peper, en eventueel nog andere kruiden of specerijen. Schud goed om en leg de groenten op de bakplaat. Zorg ervoor dat ze niet in een dubbele laag liggen – gebruik indien nodig 2 bakplaten. Rooster de groenten tot ze zacht zijn vanbinnen en een beetje bruin aan de buitenkant. De hardste groenten hebben de langste gaartijd nodig: aardappelen, uien en andere wortelgroenten 30 à 40 minuten, pompoen 20 minuten tot een uur (afhankelijk van hoe groot de stukken zijn), kolen 15 tot 25 minuten, zachte groenten zoals courgette, asperges of paprika 10 tot 20 minuten, tomaten 15 tot 20 minuten.
Ook eens proberen: hele groenten roosteren
Grote groenten waar je geen zaden of pitten moet uit halen, zoals bloemkool of knolselder, kun je ook in hun geheel roosteren in de oven. Waarom je dat zou doen? Omdat hun natuurlijke smaak dan heerlijk krachtig wordt. Bovendien is het minder werk want je hoeft de groente niet te versnijden, én het ziet er ook nog eens leuk uit op tafel. Voor bloemkool ga je als volgt te werk: snij de dikke steel eruit (zo gaart de bloemkool sneller), leg de hele bloemkool op een bakplaat met de bolle kant naar boven en bestrijk ze met zachte kruidenboter. Giet een beetje water op de bakplaat en dek de bloemkool af met aluminiumfolie: zo stoomt ze het eerste halfuur gaar. Verwijder daarna de aluminiumfolie en rooster de bloemkool nog een uur verder. Knolselder schrob je eerst goed schoon onder stromend water. Leg 'm op een dubbel vel aluminiumfolie, de kant waar de wortels zitten naar boven. Bestrijk de knolselder met olijfolie, peper en zout en andere smaakmakers die je lekker vindt. Sluit de aluminiumfolie strak aan rond de knolselder maar laat het pakketje bovenaan open. Doe daar een flinke klont boter in, zodat deze over de knolselder kan smelten in de oven. Rooster de knolselder 2 uur in de oven, tot hij zacht is.
Dit moet je vooral níét doen
- Niet genoeg vet gebruiken: als je ovengeroosterde groenten geen laagje vet kregen, drogen ze uit. Gebruik per 500 g groenten 1 el olie en schep alles goed om zodat de groenten bedekt zijn met een laagje olie. Wij doen dat als volgt: doe de in stukken gesneden groenten in een diepvrieszakje, doe er de olie bij, sluit de zak en schud even op. 'Kneed' vervolgens een beetje (wel opletten met zachte groenten zoals tomaatjes, dat je ze niet stuk kneedt) en schud de inhoud van de zak in je ovenschaal of op de bakplaat.
- Grote en kleine stukken door elkaar gebruiken: probeer je groenten altijd in ongeveer even grote stukken te snijden, dan zijn ze tegelijkertijd gaar. Snij groenten die veel zetmeel bevatten, zoals aardappelen of pompoen, in stukken van 3 tot 5 cm. Bloemkool kun je in plakken van 1,5 à 2 cm dik snijden, of heel laten. Knolselder en bietjes snij je in gelijke parten of laat je heel, wortelen of spruiten zijn gewoonlijk ongeveer even groot en hoef je dus niet te versnijden.
- Vergeten de groenten om te scheppen: om ervoor te zorgen dat je groenten gelijkmatig garen, schep je ze best één of twee keer om gedurende de gaartijd.
- De oven niet heet genoeg laten worden: het is net door de groenten op hoge temperatuur (200 à 250°C) te garen, dat ze aan de buitenkant kleuren en lekker geroosterd gaan smaken. Zet je de oventemperatuur te laag, dan zullen de groenten ook garen maar krijg je niet dat geroosterde aspect. Durf dus te gaan voor die hogere temperatuur!
- Een te kleine ovenschaal gebruiken: als de groenten té dicht bij elkaar liggen, zullen ze eerder stomen dan roosteren. Ook lekker, maar niet hetzelfde. Om dezelfde reden gebruik je beter geen diepe ovenschaal of gietijzeren braadpan om groenten te roosteren. De bakplaat of een lage ovenschaal geven een beter resultaat. Sappen die uit de groenten komen, kunnen dan makkelijker verdampen.